Week 26
De laatste maanden ben ik een stuk populairder. Vaker dan ooit word ik opgebeld door mensen die ik in tijden niet meer gesproken heb en men informeert hoe het met me gaat. Als ik ergens op een feestje ben, komen mensen speciaal naar me toe om een praatje te maken, terwijl ik mijn leven lang participatief onderzoek deed naar het bestaan van de muurbloem. Dat is allemaal natuurlijk heel fijn, juist omdat ik altijd erg mijn best gedaan heb om aardig te worden gevonden. Niet van die de andere wang toekerende soort aardigheid, maar meer van het Aziatische type: vriendelijk glimlachen en gewoon doen waar je zelf zin in hebt. Zowel mijn moeder als mijn lieve echtgenote hebben wel eens momenten gehad dat ze me konden vermoorden omdat ze daardoor geen enkele greep op me kregen, maar dat hebben schrijvers nu eenmaal nodig: een klein fantasiewereldje van zichzelf waarin ze niet gestoord willen worden. Een boze buurvrouw die eens om vier uur 's nachts aan kwam bellen of de muziek wat zachter kon, riep vertwijfeld uit, nadat ik haar empathisch glimlachend gezegd had dat het feestje bijna afgelopen was: "Ik kan er niet meer tegen! U staat maar altijd vriendelijk te zijn."
Behalve dat men mij omschrijft als 'aardig maar afstandelijk', ben ik nu dus opeens wat meer in trek. Een mens moet wel heel ver gaan om dat te bereiken. Een deel van de warme interesse in mij zal wel te maken hebben met een soort medelijden. Ach, hij heeft niet zo lang meer. Laten we het hem niet al te moeilijk maken. Een ander deel berust ongetwijfeld op het besef van mensen dat ik onderweg naar de uitgang ben en hen dus niet veel kwaad meer kan berokkenen: niet iemand om nog bang voor te zijn.
Het grootste deel van mijn nieuwe populariteit dank ik echter aan het vermoeden dat ik iets weet dat anderen niet weten. De vraag die me de afgelopen zes maanden het vaakst is gesteld is niet "hoe gaat het?', maar "Hoe heb je het ontdekt?" Mijn kennissen bellen soms zelfs Marion op om haar uit te horen. Ik ben genereus en deel mijn geheimen met genoegen, maar tegelijkertijd heb ik ook een hekel er lang over te moeten praten.
Nog een keer dan: ik moest steeds vaker plassen. Het was lastig, maar laat me ook onmiddellijk de positieve kant benadrukken: ik heb veel ontdekt. Zo heb ik Amsterdam nog meer leren waarderen. Waar ter wereld heb je op elke grachthoek een pisbak, waar je snel naar binnen kunt gaan als de druk in de blaas te groot wordt? Misschien in Kandy in Sri Lanka. Een jaar of vijftien geleden moest ik daar werken en deed dat samen met professor Fonseka. Behalve hoogleraar in de publieke gezondheidszorg was hij ook dirigent van het filharmonisch orkest van Colombo. Ik hou van mensen die meer zijn dan alleen arts. We overnachtten in het Government Resthouse in Kandy, waar men de gasten om half zeven 's morgens met een bescheiden klop op de deur en een kop thee wekt - "early morning tea sir" - voordat men zich klaar maakt voor een stevig ontbijt met veel eieren en spek. Het schemerde nog en we keken uit over de stad. Professor Fonseka vertelde - zo maar zonder aanleiding - over de burgermeester van de stad. Deze was erg populair, een jongen van het volk zonder veel opleiding, die niet over een ruime woordenschat beschikte. Iemand met een plasprobleem moet die burgermeester er op attent gemaakt hebben dat het Amsterdamse pissoir in Kandy ook niet mocht ontbreken. Bij zijn eerst volgende toespraak zei de man daarom: "Public facilities are important. We need more urinoirs.." Hij was zichtbaar tevreden dat hij dit moeilijke woord zonder problemen had uitgesproken, maar bedacht zich dat het niet sympathiek zou zijn alleen aan mensen te denken die nodig moeten plassen en voegde er aan toe: "and of course arsenals too". Professor Fonseka moest zelf ook vaak naar het toilet herinner ik me. Ik weet niet of hij nog leeft. Vijftien jaar heb ik gewacht om ooit deze anekdote op een beetje zinvolle wijze te mogen gebruiken. Het leven is niet voor niets, zeker niet voor een schrijver.
Amsterdam is dus sinds ik een klein probleem heb meer mijn stad dan ooit. Dat is niet het enige dat ik geleerd heb. Ik heb ook als tip aan mijn informerende vrienden dat het raadzaam is een fles met wijde hals mee te nemen in de auto voor het geval je onverwacht lang in de file zult staan.
Het wonderlijke is dat al mijn vrienden en kennissen elkaar overtreffen in solidariteit en me ongevraagd vertellen over hoe vaak zij wel niet moeten plassen. Willen ze me troosten of is het werkelijk zo slecht gesteld met de vaardigheid van mannen de urine te bewaren en te deponeren waar het kan?
Mijn Belgische vriend spande absoluut de kroon door gedurende de korte rit van het station naar mijn huis al te vertellen dat hij wel vijf, zes keer per nacht eruit moest om te plassen en we waren nauwelijks bij mijn tuinhek aangekomen toen hij zei: "Ik moet nodig". Er bleek geen tijd meer te zijn het huis helemaal binnen te gaan en hij rende naar de eerste beste boom in de voortuin om er zijn plas tegen te doen. Als dat geen vriendschap is! Natuurlijk dacht ik vervolgens dat het met mij allemaal nog niet zo rampzalig gesteld was. Mijn Belgische vriend bleef logeren en de volgende dag vroeg hij me of hij even mocht bellen. "Ga je gang" zei ik en ik liep discreet naar een andere kamer. Toen ik terug kwam, zei hij: "Ik heb even naar mijn arts in Antwerpen gebeld om te vragen of ik vanmiddag langs kan komen. Laat hem maar even wat bloed trekken."
Door al die plasgesprekken ben ik me daarom erg bewust van het urineren geworden. 's Morgens meld ik mijn vrouw: "Ik moest er weer om vier uur uit. Dat gaat niet goed." Ze heeft me al bezorgd laten weten dat ik erg aan het veranderen ben en een zeurende hypochonder wordt. Maar deze week was het anders. Misschien kwam het omdat de zon zoveel scheen. Drie dagen achter elkaar kon ik als een jongeman slapen tot half acht in de ochtend. Daarna liep ik zonder me te haasten naar het toilet. Met opzet deed ik eerst nog iets onbenulligs alsof ik nog lang niet hoefde. Daarna deed ik rustig mijn plas alsof alles nog was als vroeger. Zou die kleine schildwacht van de vijand die mijn vochtafvoer bewaakt zo aardig zijn kleiner te worden? Liefst verdwijnen? Bij mij kan hij zich op die manier zeer populair maken.


Terug