Week 28
Deze week was een rommelige week met veel signalen.
"Hoe gaat het?" vroeg de dame. Ik had haar al een tijd niet gezien. Ze is schrijfster en ik kom haar meestal tegen bij gelegenheden die iets met boeken te maken hebben.
"Zakelijk gaat het goed," antwoordde ik. "In de liefde kan het niet beter en ik voel me erg gelukkig."
Toch hoorde ze een lichte aarzeling in mijn stem.
"Mannen," zei ze. "Het is ook nooit genoeg voor ze. Wat wil je nou nog meer als het in de liefde goed gaat?"
De dame is geestig en eenenzeventig, kortom iemand aan wie je wel een geheimpje kunt toevertrouwen.
"O, Ivan, wat erg," zei ze, maar dat vond ik wel weer wat overdreven. Iets is nooit alleen maar erg. Want alles is een verhaal, maar je moet het willen zien. In een goed boek valt er geen mus uit een boom zonder dat het betekenis heeft en volgens mij gaat het in de wereld buiten onze verbeelding ook zo. Alles duidt ergens op. Is het geen prachtig heldenverhaal waarin ik zelf mag schitteren, dan toch zeker een complotverhaal dat verklaart waarom dat niet het geval is. Ik probeer het verhaal te lezen, maar weet lang niet altijd wat de tekenen mij zeggen. Vroeger had je de bijbel die daarbij steun gaf, tegenwoordig Harry Potter, maar toch blijven wij, mensen onzeker.
Tegelijkertijd probeer ik er weer een eigen verhaal van te maken. Iets wat ik kan vertellen als het gesprek dood valt.
Want wat moet ik bijvoorbeeld aan Marion's nichtje vertellen? Ze is elf jaar oud en haar ouders vinden het beter dat haar tere kinderziel niet beschadigd wordt door slecht nieuws. Daarom zwijgen we. In gedachten weet ik wel hoe ik het had uit willen leggen. De grote verhalenverteller heeft met een markeerstift sommige mensen - waaronder mij - gemarkeerd om ze duidelijk te maken dat het leven niet eeuwig kan duren. Je kunt het als een drama zien, maar ook als een zegen omdat je je voortaan de moeite kunt besparen naar zinloze gesprekken te luisteren, fantasieloze vergaderingen bij te wonen of boeken uit te lezen die niets te zeggen hebben. Dat doe ik dan ook niet meer.
Het is jammer voor de anderen dat ze niet weten dat de tijd dringt. Laten we eerlijk zijn, ook die mensen hebben het eeuwige leven niet. De enige zekerheid die een mens bij zijn geboorte heeft, is dat hij zal sterven. De grote verhalenverteller heeft overigens niks losgelaten over het tijdstip van mijn einde en daarom heb ik de vrijheid genomen te geloven dat ik erin zal slagen nog lang andere mensen lastig te vallen met mijn schrijfsels.
De dag dat ik de schrijfster ontmoette, blafte de hond van de buurman lange tijd omdat hij aan de buitenkant van het tuinhek stond en er niet in kon. Marion probeerde me ervan te overtuigen dat ik het beest op moest pakken en over het hek tillen, maar ik heb te vaak honden ontmoet die uit een vorig leven nog iets met mensen te vereffenen hebben. Laat maar blaffen. Toen de buurman terug kwam legde hij uit dat hij naar zijn stervende moeder in het ziekenhuis moest en daarom niet goed had opgelet. Zelf denk ik eerder dat het zijn karakter is, want als ik naar zijn rododendrons kijk, valt me op hoe slap de bladeren hangen. Eens een keer wat aandacht en water geven zou heus geen kwaad kunnen.
De volgende dag zag ik een brutale duif over de weg stappen die met mijn auto een spelletje deed. Kijk eens hoe lang ik gewoon durf te blijven lopen voordat ik opvlieg. De auto merkte er niets van, maar in het achteruitkijkspiegeltje zag ik een vlek veren op het wegdek. Het knaagde. Waar was het een voorbode van?
Dat werd me de dag daarna weer duidelijk. Op zaterdagavond kwam ik thuis en vond een berichtje in mijn brievenbus. 'Spoed' stond er op de buitenkant. De tekst luidde: "Mijn naam is Inge, dochter van uw buurman Ab. Ik wilde u persoonlijk vertellen dat hij gisteren onverwacht is overleden aan een hartinfarct. Kunt u mij misschien laten weten of u een uitnodiging voor de begrafenis op prijs stelt en of er nog andere mensen in de buurt zijn die wij aan kunnen schrijven?"
Ik dacht dat Ab ouder was dan ik, maar Marion zei dat hij in leeftijd tussen mij en haar in moest zitten. Toen ik de volgende dag de dochter ging condoleren hoorde ik dat hij 53 was. Marion heeft ook altijd gelijk. Behalve Inge gaf ik aan drie jongens met doffe ogen tussen de veertien en twintig jaar een hand. Ik wist niets van Ab, zelfs niet dat hij Ab heette. Drie keer heb ik kort met hem gesproken en soms zag ik hem in zijn sportauto rond rijden.
Op zondag vloog weer eens een roodborstje ons huis binnen. Deze keer kwam het geen dramatische boodschappen brengen. Misschien was het wel dezelfde als de vorige keer. Ik keek het diertje lang aan, wachtend op wat het zeggen wilde, maar er kwam niets. Na een druppeltje op een stoel te hebben geplast vloog het via de openslaande deuren de tuin in.
Als ik er een verhaal van moest maken zou ik zeggen dat hij me gerust kwam stellen. "Nog niet Ivan. Die duif was voor Ab."


Terug