Week 50
Op een dag in het voorjaar was ik alleen thuis en ik zocht de cd voorraad door op zoek naar muziek die ik zou willen horen. De speurtocht is meestal naar iets dat niet aangetast is doordat mijn gehoor er te vaak aan is blootgesteld, maar dat toch vertrouwd is en vergeten herinneringen oproept. 'Perfect day' van Lou Reed, uitgevoerd door verschillende artiesten en uitgebracht voor een of ander goed doel trok mijn aandacht. De titel klonk prettig en de tekst kabbelt en-passant verder langs de kleine dingen van het leven, die zo goed zijn: "We drank sangria in the park; and later a movie too". Op het CDtje staat het lied twee keer achter elkaar en omdat de CD-speler op de autoreverse stond hield die perfecte dag nooit op. Ik zong elke keer vanuit het diepst van mijn longen mee alsof ik me zo voor eeuwig verankerde in het mooie leven dat me geschonken was.
Aan die dag moest ik denken toen ik boodschappen deed voor sinterklaasavond. In mijn hoofd had ik een lijstje gemaakt wat ik voor iedereen moest kopen. Een warme muts voor Mike, een mooi fotoboek voor Kaja, het liefst mooie lingerie voor Marion, maar dan heeft iedereen zo door waar mijn primaire interessen liggen. Terwijl ik door Amsterdam liep begon ik in mijn hoofd al aan de rijmpjes die daarbij moesten horen.
De mensen die me in de winkels hielpen waren behulpzaam en vriendelijk en pakten alles in mooi papier in. Mijn route die middag was gebaseerd op de urinoirs in de binnenstad, want ik heb vanwege de door de bestraling aangetaste blaas nog maar de actieradius van een bromvlieg. Met prostaatproblemen leer je al snel waar de plasmogelijkheden te vinden zijn, zodat je weet hoe je het beste kunt lopen. Door de klavertje-vier openingen in de urinoirs zie ik dames op nog geen anderhalve meter op hun hoge fietsen langs fietsen. Ik ben slechts een stel benen in spijkerbroek. Als ik mijn ogen dichterbij richt zie ik uitnodigingen: "Wil je seks?" Daarachter staat een telefoonnummer met een datum. Ik vermoed dat er een houdbaarheidsdatum aan zo'n aanbod zit. Iemand heeft een wit papier op de wand van de pisbak geplakt en daarop vervolgens met viltstift geschreven "Fuck the city". Wat bedoelt-ie en waarom is de moeite genomen om eerst papier op de wand te plakken? Echt lang erover nadenken lukt niet, want voor ik een antwoord op de vraag kan bedenken ben ik al bij de volgende plasplaats.
In beide handen heb ik grote plastic tassen. Op de tas van boekverkoper Waterstone's staat in grote letters een citaat van Tom Stoppard uit Rosencrantz and Guildenstern are dead: "Eternity's a terrible thought. I mean, where's it all going to end?" Ik begrijp het probleem niet.
Op een gegeven moment beginnen ook de door de bestraling beschadigde darmen zich te melden via grote luchtverplaatsingen. Ik ben af en toe bang dat mijn broek erdoor opbolt. Al broekbellen blazend loop ik naar de volgende winkel, maar ik weet dat een stop bij een echte WC nu belangrijk wordt.
"Een gedecaffineerde espresso," roep ik naar het meisje achter de bar, loop snel door en ben precies op tijd waar ik moet zijn.
En later ook nog naar de bioscoop. Bij 'Goodbye Lenin' kan ik vanaf tweederde van de film mijn tranen niet meer inhouden. Wat een perfecte film en wat is het fantastisch dat ik hem mag zien. Over dromen, idealen, kortom over het leven zelf. Ik ben in het theater niet eens aan de zijkant gaan zitten om wanneer ik wil naar de WC te kunnen gaan en toch is er niets vervelends gebeurd. Tot de hele aftiteling is afgelopen blijven Marion en ik zitten om de film zo lang mogelijk bij ons te houden, maar ook omdat ik geen zin heb om met mijn natte ogen in het felle licht van de bioscoopgang tegenover enkele tientallen bezoekers te staan die aan mijn gezicht proberen af te lezen wat voor film ze zullen gaan zien.
Daarna eten we bij een Indiaas restaurant. Ik weet dat pikant voedsel eigenlijk niet goed voor me is. Mijn Iraanse arts heeft me uitgelegd dat de peper in mijn darm terechtkomt en daar de bloeddoorstroming bevordert.
"Waarom denk je dat mensen in Azië die pepers willen eten?" vraagt hij.
"Omdat ze het lekker vinden?" informeer ik voorzichtig.
"Nee," zegt hij. "Men denkt dat ook de bloeddoorstroming van de geslachtsdelen er beter door wordt en dat het goed voor de potentie is. Doordat die bloedvaten open gaan, heb je ook veel meer klachten van alles."
Ik negeer zijn advies, want deze dag moet perfect blijven.
De volgende ochtend word ik door de bel gewekt uit een droom. Daarin ben ik een terrorist en met mensen die ik niet herken plak ik met tape pakjes semtex aan de balken onder de vloer vast. Daaraan bevestig ik elektrische draadjes die naar een ontstekingsmechanisme voeren. Als ik goed kijk, merk ik dat het mijn eigen huis is. Gelukkig wekt de bel van de taxichauffeur me voordat het gebouw in de lucht vliegt.
Ik heb me verslapen. Het is de eerste keer dat me dat overkomt. Snel schiet ik mijn trainingspak aan. Er staat een taxichauffeur die ik nog nooit gezien heb. Hij is mager en maakt veel onnodige bewegingen. Ook praat hij voortdurend. De eerste gedachte die me invalt is dat hij op oudere leeftijd nog ADHD heeft gekregen. Voor het hek, als we naar buiten rijden ligt een dood konijn op de weg.
"He, dat was er net nog niet," zegt de chauffeur. "Ik heb het niet gedaan hoor."
Hij zegt het op een manier alsof hij gewend is dat hij van alles de schuld krijgt, en eigenlijk denk ik dat het meestal terecht is. Ik zie zijn vreemdkleurige kunstgebit en vermoed dat hij al jong daaraan toe was en geld uit de portemonnee van zijn moeder stal om snoep van te kopen.
Vanaf het moment dat we de weg oprijden begint de man te mopperen over zijn werk, zijn baas, zijn collega's en hij zegent het moment dat hij met pensioen zal gaan.
"Nog zeven jaar," zegt hij. "Nou ik tel de dagen af."
"Heb je een partner?" vraag ik, maar ik hoef zijn antwoord niet af te wachten om het te weten.
"En dan," zegt hij. "Dan zeggen ze dat alles beter wordt. Na je pensioen. Net als de hemel. Als je goed leeft wordt het leuk en kom je terecht in het paradijs, waar je nooit naar de tandarts hoeft en waar alles leuk is. Vergeet het maar. Het bestaat niet. En trouwens, ik kom nooit in de hemel terecht. Ik heb te veel slechte dingen gedaan."
"Wat voor slechte dingen dan?" wil ik weten.
"Kijk," legt hij uit. "Je hebt gewone slechte dingen en abnormale slechte dingen. Normale slechte dingen zijn dat als je kwaad op iemand bent, je een klap uitdeelt."
De taxichauffeur maakt een slabeweging waardoor we bijna in de berm belanden.
"Maar wat zijn abnormale slechte dingen dan?" dring ik aan.
"Iemand zijn oor afsnijden," zegt hij op zijn gehaaste manier.
"En dat heb jij gedaan?" vraag ik.
"Nou ja," antwoordt hij. "Nee, dat zou ik nooit doen. Dat is abnormaal."
De rest van de rit zeg ik geen woord meer. Ik heb de man herkend. Hij is van het soort dat nooit meer iets moois in het leven ziet. Alles is even erg. Die mensen hou ik graag ver bij me vandaan.
Bij mijn huis teruggekeerd zie ik de man uit de straat achter de onze. Hij doet soms tai chi in het bos. Zijn hond is erg groot en bijzonder gehoorzaam, want hij loopt nooit enthousiast op me af als ik aan kom rennen. Een enkel woord van zijn baasje is genoeg om het dier tot de orde te roepen. De man heeft zijn hond opdracht gegeven het konijn in zijn bek te nemen en ergens in de berm te leggen. Mijn taxichauffeur drukt ongeduldig op zijn claxon, maar de hond maakt zijn karwei af. Ik wil niet bij die taxichauffeur horen. Snel stap ik uit, groet de man van de hond en loop mijn tuinpad op. Zoals ervaren taxichauffeurs dat zo professioneel doen blijft de orensnijder nog een tijdje staan om me het gevoel te geven dat ik nog een fooi moet geven.
Zal ik dat CDtje van Lou Reed inpakken en aan die taxichauffeur als sinterklaascadeautje geven?


Terug